Home | Contact | Mijn account | RSS |

Jonkheer Huub Van Nispen tot Sevenaer pionier van geïntegreerde teelt

15 oktober 2015

Bij de geïntegreerde teeltmethode wordt uitsluitend gebruik gemaakt van natuurlijke mest. Hierdoor verkrijgt men, zulks in tegenstelling tot het gebruik van kunstmest, sterke gewassen, die van huls uit een zekere weerstand tegen schadelijke organismen hebben.

I Ons voedsel
Men kan de dingen die in het leven van de mens belangrijk zijn, onderscheiden in Immateriële en materiële.
Onder de immateriële zaken vallen alle psychische en geestelijke behoeften zoals b.v. recreatie, arbeid, liefde, schoonheid, godsdienst, etc. Ik wil er thans niet over uitweiden, omdat ze buiten het bereik van dit opstel vallen. Ik volsta slechts met op te merken dat er naar mijn vaste overtuiging een parallel bestaat tussen het op de juiste wijze voldoen aan de' immateriële behoefte en het dito aan de materiële behoeften. Dit betekent dat de integrale teelt één facet is van een juiste levenswijze. Juist omdat die ons, in tegenstelling tot het moderne materialisme, dat ons naar de ondergang voert, kan leiden naar een soort aards paradijs.
Bij de materiële behoeften zijn van primair belang de lucht die wij in onze lonqen zuigen, het water dat wij drinken en het voedsel dat wij tot ons nemen.
Lucht is het meest elementair. Zonder deze stof kunnen wij slechts enkele minuten in leven blijven.
Direct daarop volgt het water. Is in de behoefte aan water niet voorzien, dan zal het leven na enkele dagen ophouden.
Water en lucht worden gevolgd door het voedsel. Theoretisch kunnen wij het ongeveer 90 dagen zonder voedsel uithouden. In de praktijk ligt de grens bij 3 weken. Krijgen wij geen voedsel meer, dan is na drie weken verder leven onmogelijk.
Water en lucht zijn gegevens in de natuur. De mens kan ze vervuilen en verknoeien, maar hij kan er niets aan verbeteren. Daarom zal ik deze factoren hier verder buiten beschouwing laten.
Strikt genomen kan van het voedsel hetzelfde worden gezegd. In de ongerepte natuur is het voedsel zonder meer goed. Maar'in onze cultuur en maatschappij dienen wij onderscheid te maken tussen goed en-slecht voedsel.
Met goed voedsel (en goed gebruik der psychische vermogens, doch dit blijft her verder buiten beschouwing) kan een mens een leeftijd bereiken van 100 à 120 jaar. Men moet zich niet voorstellen dat zo'n mens dan wel stokoud en gebrekkig zal zijn. Integendeel, bij een goede voeding zal een vrouw van 75 jaar er uitzien zoals in onze maatschappij een vrouw van 40 jaar. Een man zal eerst op 80 à 90-jarige leeftijd aan zijn pensioen gaan denken. En eenmaal gepensioneerd zou hij toch nog actief aan het leven deel kunnen blijven nemen.

Door slecht voedsel ontstaan ziektes. Als voorbeeld mag ik noemen onze 17e eeuwse koopvaarders op de zeilschepen naar de Oost. Hun voeding was niet in orde, zij kregen scheurbuik en stierven daaraan. Niet terstond, doch na enige tijd. Met slechte voeding is het als een architect die een huis gaat bouwen. Indien hij geen goede fundering aanbrengt, zal zijn bouwwerk na enige jaren scheuren en barsten gaan vertonen. Dan zullen er reparaties moeten worden uitgevoerd. Maar deze zullen niet kunnen verhinderen dat het huis voortijdig als slachtoffer onder de slopershamer valt. Wat de fundering is voor het gebouw, dat is de voeding voor het lichaam.
Uit het vorenstaande valt af te leiden dat wij het materialisme van onze Westerse beschaving moeten bekopen met bijna de helft van onze normale, natuurlijke levensduur. Dat is een trieste zaak. En dan te weten dat naar de mening van binnen- en buitenlandse deskundigen het sterftecijfer binnen enkele tientallen jaren met sprongen zal gaan toenemen.
Naar mate wij ouder worden takelen wij af. In de natuur verloopt dit proces heel langzaam, in de cultuur heel snel. De lichamelijke en psychische functies gaan achteruit. Gelijk wij zagen speelt de voeding hierbij een belangrijke rol. Hieruit is te verklaren waarom zowel Oosterse wijsgeren als de Bijbel zich niet slechts bezighouden met het geestelijk leven, doch ook wel degelijk aanwijzingen geven voor een juiste voeding.
Er zal wel niet één deskundige gevonden kunnen worden, die beweert dat het moderne voedsel ook gezond voedsel is. Vragen wij ons af hoe het komt dat het voedsel zó in diskrediet is geraakt, dan moeten we bedenken dat de mens geneigd is tot het kwade. Dit wil zeggen dat hij in alles geneigd is datgene te doen, dat hij als zijn directe eigenbelang ziet en hij heeft geen zin zich af te vragen of het directe belang wel in overeenstemming is met het belang op langere termijn.
Deze geneigdheid is de oorzaak dat de mens bij de keuze van zijn voedsel prijs en ogelijkheid als maatstaf is gaan hanteren. Het gevolg is geweest dat de voedselproducenten (landbouw en levensmiddelenindustrie) dáárop zijn gaan werken. Voeg hierbij het streven naar productieverhoging en kostenprijsverlaging en als resultaat komt er dan uit de bus: voedsel van slechte en ongezonde kwaliteit.
De overwinning van de geneigdheid tot het kwade is de opdracht, die elk mens in zijn leven heeft. Bij de vervulling daarvan speelt de keus van het voedsel (en vanzelfsprekend de voedingswijze) een belangrijke rol. Het voedsel dient niet goedkoop te zijn, doch goed.
Goed voedsel draagt bij tot de overwinning van het ego. Dat is van fundamenteel belang. Daar komt nog bij de wijze waarop goed voedsel gewonnen wordt, in tegenstelling tot de• grenzeloze vernielzucht van onze moderne maatschappij, getuigt van respect voor al wat geschapen is.

II Het twee-partijenstelsel
Ook in het beeld van de huidige consumptiemaatschappij (in het verleden was het al niet anders en hele beschavingen zijn er aan ten onder gegaan) speelt de geneigdheid to het kwade een rol. Daardoor kunnen we eigenlijk twee partijen onderscheiden. Enerzijds is er de mens, anderzijds al het overige geschapene. Uitgerust met verstand en toegevend aan zijn zucht naar materialisme en egoïsme, parasiteert de mens genadeloos op al wat geschapen is en hij ontziet daarbij zijn medemens geenszins. Voor de problemen die uit deze levenswijze voortvloeien, gaat hij oplossingen zoeken. In schijn lukt dat ook wel, maar op iets langere termijn blijkt dat de oplossing als zodanig weer nieuwe problemen oproept. Daarom gaat hij vervolgens voor deze nieuwe problemen weer nieuwe oplossingen zoeken. In schijn lukt dat wederom, want helaas blijkt al spoedig dat de nieuwe oplossing op zijn beurt óók weer nieuwe problemen oproept. Ik kan dit verhaal in een welhaast eindeloze reeks voortzetten en daaruit zouden we dan zien hoe de mens met al zijn verstand in feite bij voortduring achter de feiten aan loopt. Dit spel zal doorgang vinden, net zolang totdat onze beschaving de weg opqaat van vele andere beschavingen uit het verleden, n.1. de ondergang. Zij, die tot het geven van leiding in onze samenleving geroepen zijn, mogen zich bewust weten van de enorme verantwoordelijkheid die zij dragen.
In de ongerepte natuur zijn alle positieve en negatieve krachten met elkander in evenwicht. Men zou zich dan ook kunnen afvragen of het zojuist geschetste "twee¬partijenstelsel" in beginsel toch eigenlijk niet een natuurlijk stelsel is? Dit is welbeschouwd geenszins het geval. Want er is geen sprake meer van evenwicht. Het evenwicht is reeds in zodanige mate verstoord, dat de natuur, die uiteindelijk altijd de sterkste partij is, de mens als zwakste partij dreigt uit te roeien. De natuur betaalt wat haar wordt aangedaan, met gelijk munt terug.
Wat is de feitelijke oorzaak dat het twee-partijenstelsel naar de ondergang voert? Eerst: de laatste 3 - 4 jaar is de mens studie gaan maken van zijn milieu en van de ecologie. Daarbij is hem tot zijn schrik gebleken dat elke ingreep op de natuur uiteindelijk gepaard gaat met een voor de mens steeds nadeliger effect. Dit nadelige effect moet gezien worden als een gegeven. Plaatsen 'wij dit gegeven tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde eindeloze reeks van een voortdurend achter de feltenaanlopen, dan is het zonder meer duidelijk dat de toekomst weinig goeds verborgen houdt. (Het terugdraaien van de reeks wordt door sommige deskundigen technisch niet voor onmogelijk gehouden. Maar het schatten gelds kosten. Dat wil de mens niet. Hij wil juist steeds méér geld. Daarom beperkt hij zich tot het bouwen van hogere schoorstenen en het leggen van langere smeerpijpen. Voorts richt hij commissies van milieuhygiëne op en hij schaft meetapparatuur aan. In wezen doet hij niets.)
III Het één-partijstelsel
In plaats van het twee-partijenstelsel zouden wij het één-partijstelsel moeten gaan invoeren. Zoals de kinderen deel uitmaken van het gezinsverband, zo moet de mens zich gaan voelen als deel uitmakend van de band met de Natuur. Alleen in een één¬partijstelsel zullen positieve en negatieve krachten met elkaar in evenwicht blijven tot in lengte van dagen. Dit tot heil van de mens en tot heil van de Natuur, i.c, al wat geschapen is.
Reeds in de lSe eeuw heeft Francis Bacon gezegd: "Om de natuur te kunnen beheersen, moeten wij haar gehoorzamen." Aansluitend hierop kan ik stellen dat in het één¬partijstelsel de mens de natuur niet langer bestrijdt en op haar parasiteert, doch d.e.t. in alles haar wetmatigheid respecteert. Hij moet in de gehele geschapen natuur een positieve en medewerkende factor worden. M.a.w. hij dient zichzelf te maken tot een integraal bestanddeel van de ecologie. Door actief het goede te bedrijven, zal hij het kwade terugdringen tot iets dat slechts potentieel aanwezig is.
Het begrip integratie zou in het immateriële vlak betekenen dat de mensen niet langer

ten koste van elkaar moeten leven, doch elkaar gaan dienen. In andere woorden gezegd
betekent dit dat de naastenliefde wederom in praktijk gebracht moet worden.
Op het materiële vlak zou het begrip integratie van toepassing moeten worden op de voortbrenging en het gebruik van levensmiddelen.
Na vele jaren van studie en experimenteren is het op het Huis Sevenaer inderdaad gelukt om de teelt van levensmiddelen te maken tot een integraal bestanddeel van de ecologie.
IV De teelt van voedsel in het één-partijstelsel
Aanleiding tot het gaan zoeken in deze richting was de omstandigheid, dat nadat er op het bedrijf enige jaren meet chemische meststoffen en bestrijdingsmiddelen was gewerkt, er zich o.m. veeziektes gingen openbaren, die er voordien niet waren geweest. De oorzaak van deze ziektes ging ik niet, zoals gebruikelijk in onze maatschappij, zoeken bij het vee, doch bij mijzelf. Ik vroeg mij af wat ik verkeerd gedaan- had, als gevolg waarvan mijn vee ziek was geworden. Al spoedig kwam mij toen de hiervoor genoemde eindeloze reeks van achter de feiten aanlopen voor de geest. Ook de boer met zijn chemicaliën liep steeds achter de feiten aan en ik voorzag dat de landbouw daardoor op de lange duur in het slop zou geraken. Deze dans wilde ik ontspringen.
Door afstand van mijn werk te nemen, kon ik geleidelijk een bepaalde theorie gaan opbouwen. Deze kreeg echter pas een .deftnttteveqestalte, nadat de resultaten van het B.P.D.-onderzoek van Dr. J. Grashuis bekend geworden waren.
Omstreeks 1958 ging ik deze theorie beproeven op een stuk weiland aan de Babberichseweg, Maar na enige tijd kwam ik tot de conclusie dat het jaren kon duren, voordat ik resultaten van mijn proef zou 'kunnen waarnemen. Onder drang der omstandigheden (straatjongens vernielden het proefveld, terwijl het gemeentebestuur aan de lopende band bestemmingsplannen produceerde en noch in Arnhem noch in Den Haag vond ik begrip voor mijn natuurbeschermingsideeën. In een uitspraak van de Kroon werden rapporten van RIVCN, Vogelbescherming, Dr. Grashuis, enz. in één juridische volzin van de tafel geveegd. )begon ik naar middelen te zoeken om zijn theorie sneller op zijn waarde te kunnen schatten. Zo kwam ik er toe groentegewassen als proefobjecten- te verkiezen. Deze immers hebben een korte levensduur, zodat ik in één jaar tijd veel zou kunnen waarnemen. Deelhoven, de moestuin van Huis Sevenaer, werd als proeftuin aangewezen. En wel omdat daar nooit met kunstmest en spuitmiddelen was gewerkt, terwijl hij bovendien in de nabijheid van een natuurbos lag.
Spoedig bleek dat de teelt geheel aan de verwachtingen beantwoordde. In de jaren nadien werd het areaal geleidelijk uitgebreid en in gelijke tred ontstond een eigen verkooporganisatie.
Thans in 1971 is er ongeveer 8 bunder groente en kruiden, 2.bunder fruit, 3 bunder grasland en, indien er niet per abuis kunstmest was gestrooid, had er 6 bunder graan kunnen zijn. Ik mag derhalve zeggen dat een kleine 20 hectare absoluut vrij zijn van chemische meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Het is wellicht nuttig hierbij nog aan te tekenen dat toen er in 1970 voor de voet op kroppen andijvie van 1 kg/stuk werden geoogst, deze afkomstig waren van het perceel Deelhoven, waar de integrale teelt reeds acht jaar was toegepast.
De overige gronden verkeren in zodanige conditie, dat gesproken kan worden van een meer of min gevorderde overgangsconditie.
Bij de geïntegreerde teeltmethode wordt uitsluitend gebruik gemaakt van natuurlijke mest. Hierdoor verkrijgt men, zulks in tegenstelling tot het gebruik van kunstmest, sterke gewassen, die van huls uit een zekere weerstand tegen schadelijke organismen hebben. Bestrijdingsmiddelen (noch chemische, noch organische, noch z.g. niet-giftige) worden onder geen enkele omstandigheid toegepast. Dit is niet nodig, want doordat de teelt plaats vindt in een goed ecologisch milieu, worden schadeverwekkers onmiddellijk door hun natuurlijke vijanden uitgeschakeld. Zo zorgen b.v. de wezeltjes ervoor dat er niet te veel konijnen komen, de uilen houden de muizenstand op een normaal niveau en de koolmeesjes vliegen bedrijvig rond om te zin of er ook ergens een malse rups te verschalken is.
Als het milieu in Zevenaar niet zo uitzonderlijk gunstig geweest was, had ik mijn methode van integratie vermoedelijk nooit ontdekt.
De opbrengst der producten is op het oog beoordeeld .groter dan die op de goed geleide chemische bedrijven. In 1971 echter worden door T.N.O. terzake de nodige metingen verricht.
De kostprijs van het product zal ongeveer gelijk zijn aan die van zijn chemische tegenhanger. Overigens is de kostprijs geen factor van wezenlijk belang. Want het chemische product brengt zoveel problemen met zich mede, dat op deze weg toch niet voortgegaan kon worden. Het schoonmaken (althans het minder vuil maken) van het milieu zal massa's geld gaan kosten. En of men deze nu haalt uit hogere prijzen of uit hogere belastingen, dat is lood om oud ijzer.
Indien men voorts weet dat de bij T.N.O. in ontwikkeling zijn "geleide bestrijding" (waarbij het product minder residu bevat, doch daar toch niet vrij van is) zal resulteren in een hogere kostprijs, waarom zou dan het integrale product (dat wel absoluut vrij van residu is en dat geen enkele vervuiling veroorzaakt) ook niet duurder mogen zijn? Waarom mag een beter product niet een betere prijs opbrengen? Zij die de kostprijs als een factor van primair belang beschouwen, door m.i. niet de kern van het probleem.
De kwaliteit is, afgezien van schoonheidsfoutjes in bepaalde omstandigheden, uitstekend. Residu's van giftige bestrijdingsmiddelen (of van z.g.n. niet-giftige) ontbreken geheel en al. Onevenredige gehaltes aan N.P en K kunnen uiteraard niet voorkomen. Doordat de gewassen in een rijke bodem gegroeid zijn, hebben zij een hoge voedingswaarde. Dit heeft twee gevolgen, t.w, a) een eventuele hogere prijs behoeft niet te betekenen dat ook de kosten van het levensmiddelen pakket hoger worden; b) men kan met een kleinere hoeveelheid voedsel volstaan.
Doordat het moderne "welvaarts-voedsel" een slechte voedingswaarde heeft, moet men er veel van eten. Dit betekent extra belasting voor de spijsverteringsorganen. De hedendaagse consument behandelt zijn maag-darmstelsel als de automobilist, die zijn wagen in een te lage versnelling tegen een berg op laat klimmen. De Motor raakt overbelast ener treedt schade aan de lagers op. Alle voedingsdeskundigen wijzen er dan ok op dat wij veel te veel eten. Wie te veel eet, wordt niet terstond ziek, maar wel na enige tijd. In de Bijbel, deze bron van grote wijsheid, wordt er liefst 70 maal gewezen op het gevaar van te veel eten. Men mag daar niet aan voorbij gaan!

Is het Huis Sevenaer van meer dan plaatselijk belang? Om meerdere redenen kan ik deze vraag niet •anders dan bevestigend beantwoorden.
A) Er is een sterk toenemende vraag naar "onbespoten" levensmiddelen. Economisch bezien zal aan- deze vraag moeten worden voldaan. Waar het bedrijf-van het Huis Sevenaer het enige is, dat de kwaliteit van zijn producten garandeert, is het ook het enige dat in de behoefte kan voorzien.
B) Vele mensen moeten om redenen van dieet of willen uit verstandsoverwegingen de producten van het Huis Sevenaer kopen. Het is niet meer dan billijk dat de enige mogelijkheid om aan de wensen van deze landgenoten te voldoen, wordt open gelaten.
C) Doordat geen gebruik wordt gemaakt van chemische stoffen, biedt het bedrijf voor het wetenschappelijk onderzoek in alle onderdelen van de keten bodem¬plant-dier-mens geheel nieuwe perspectieven.
D) We moeten aannemen dat Zevenaar beschikt over het laatste sluitende ecologische, voor de voedselproductie geschikte, milieu in ons land. Het is onverantwoord dit verloren te laten aan. Want het is niet mogelijk door mensenhand elders een dergelijk milieu opnieuw op te bouwen.
De geïntegreerde teeltmethode behoeft geenszins tot het Huis Sevenaer beperkt te blijven. Ook andere bedrijven kunnen er bij betrokken worden. Deze zouden daar stellig wel bij varen. De gemeente Zevenaar komt dan in bezit van een project, dat zijns gelijke in het land niet heeft.
De natuurbescherming, die met de chemische landbouw op minder goede voet staat, zou in de integrale landbouw een gelijkgestemde belanghebbende vinden. Objectief beschouwd opent de geïntegreerde teeltmethode zo veel nieuwe mogelijkheden, dat alles in het werk gesteld diende te worden om haar zo snel mogelijk over een zo groot mogelijk gebied te verspreiden.
E) Er bestaat verband tussen de conditie van de bodem en de conditie van de mens, die via de op die bodem geteelde voedingsmiddelen van die bodem leeft. Dit wil zeggen dat onverschillig of men als arbeider werkt tussen gloeiend ijzer en vuur op een hoogoven, of as matroos op een duikboot van de Kon. Marine diep onder . water vaart, of als piloot hoog boven de wolken vliegt, of als analist op het• laboratorium van een chemische fabriek werkt, of als artiest in de kelder van een Amsterdams grachtenhuis woont, steeds wordt de lichamelijke conditie voor een belangrijk deel bepaald door de conditie van de bodem, i.c. de voedsel producerende gronden. M.a.w. de toestand waarin de landbouwgronden verkeren, bepaalt de toestand waarin de mensen verkeren. Indien nu in Zevenaar ontdekt is hoe men die landbouwgronden wederom in hun natuurlijke staat terug kan brengen, dan meen ik dat deze ontwikkeling tegen de achtergrond van het huidige tijdsbestel, zomede van hetgeen hiervoor gezegd is, toch wel boven het plaatselijk belang uitgaat.
Sommigen vragen of het bedrijf van Huis Sevenaer kan worden verplaatst.
Als ik de culturele waarde van het landgoed buiten beschouwing laat, dan kan ik zeggen dat in principe de integrale teelt over ons gehele land kan worden toegepast.
In de praktijk stuit men echter op de moeilijkheid dat overal in ons land als gevolg van ruilverkavelingen, mono-cultures, toepassing van chemicaliën op grote schaal, etc., het ecologisch milieu reeds danig verstoord is. Verplaatsing van het bedrijf is alleen al om die reden, nog afgezien van het onverantwoorde tijdsverlies wat ermee gemoeid zou zijn, niet mogelijk.
Technisch is het echter zeer wel mogelijk om door het treffen van weinig kostbare voorzieningen, het milieu uit te breiden naar de aangrenzende gebieden.

Resteert tenslotte de vraag waarom niet meer landbouwers In Zevenaar van het uitzonderlijke milieu gebruik maken en overstappen op de geïntegreerde methode?
Vele oorzaken spelen hierbij een rol. De voornaamste is wel, dat als men nu, na jarenlang gebruik van chemicaliën, daarmee stopt, er gedurende een periode van 2 à 3 jaar op misoogst gerekend moet worden. Niemand kan zich dat nog financieel permitteren. Bovendien verkeert de landbouw in Zevenaar in een vrij uitzichtloze positie en kan ik mij voorstellen dat de ondernemingslust daar onder lijdt.
Uitbreiding van de teelt zou dan ook georganiseerd moeten worden.

Huis Sevenaer, April 1971.
Jhr. H. v. Nispen
Zevenaar
Winkelwagen
0 artikelen | € 0,00
»
Zoeken
»
Mijn account
»
Vacature biol. tuinder
Jhr. Huub van Nispen schreef nevenstaand artikel in 1971
Filter Welkom Vereniging Missie en doelstellingen Lidmaatschap Bestuur Privacyverklaring Wie Wat Waar Agenda en Nieuws Archief 2022 Archief 2021 Archief 2020 Archief 2019 Archief 2018 Archief 2017 Archief 2016 Archief 2015 Archief 2014 Archief 2013 Archief 2012 Onderwerpen Gezonde bodems Bemesting? Bodemleven Glyfosaat Vitaal water Vitale gewassen, voeding en gezondheid Kringlopen in land-en tuinbouw Boer-Burger en Ecoregio's Dierenwelzijn Nieuwe wetenschap en spiritualiteit Koolstofproblematiek Energievoorziening Biodiversiteit Gentechgewassen HR-gewassen Bt-gewassen Activiteiten Themadagen Eerdere themadagen Workshops en Symposia VoedselAnders-conferentie 2014 Symposium met Cordaid "Welke kennis delen wij?" 28 mei 2013 Lezingen Don Huber oktober 2011 Conferentie Acres USA december 2010 Ledenvergaderingen Nieuwsbulletin Publicaties NVLV Heel de Wereld Levenskracht uit de oceaan Bodemgezondheid QA Jaarboek 2012 Projecten Gezondheid Fast food Een glijdende schaal Detox Uitdagingen Sponsoring