|
|
|
De duurzaamheid van organische kringlooplandbouw
Even ter inleiding: organische kringlooplandbouw onderscheidt zich doordat essentiële spoorelementen actief kunnen deelnemen aan de koolstofkringloop. Dit laatste lukt alleen als de spoorelementen eerst door het bodemleven zijn ingebouwd in organische verbindingen waar levende organismen wat mee kunnen. Pas dan kunnen we spreken van een organische koolstofkringloop. Als spoorelementen niet meer in opneembare vorm voorkomen (denk hier even aan glyfosaat!) gaat het bodemleven mank lopen en komt de opbouw van enzymen en hormonen in de bodem in gevaar. Vanaf dat moment raakt ook de uitwisseling van organische voedingsstoffen tussen plant en bodemleven steeds meer in de knel en komt de volwaardigheid van ons voedsel dus onder druk te staan. Dit proces is in de moderne industriële landbouw al ver voortgeschreden.
Spoorelementen zijn dus onmisbaar voor het bodemleven omdat ze nodig zijn als co-faktor bij de samenstelling van enzymen en andere eiwitten uit aminozuren; dit is de manier waarop het bodemleven stikstof opslaat in organische vorm. Eiwitverbindingen worden deels ook doorgegeven aan de haarwortels van de plant, in ruil voor suikers en aminozuren. De suikers zijn nodig voor het bodemleven als brandstof voor alle lopende levensprocessen, waarbij de CO2 die bij de ademhaling vrijkomt weer in organische koolstof kan worden omgezet. Het bodemleven legt dus stikstof en koolstof organisch vast, en ook nog in een optimale verhouding. Zo wordt mineralenverlies vermeden!
Verlies van mineralen in de industriële landbouw betekent verlies aan duurzaamheid
Het grote punt van een landbouw zonder respect voor de organische koolstofkringloop is dat een systeem dat zijn kringlopen niet sluit, geen duurzame optie is, omdat het te veel inputs gebruikt. Die overtollige inputs lekken weg uit het systeem omdat het bodemleven ze niet op tijd kan verwerken in organische verbindingen zoals eiwitten. De niet-eiwitgebonden inputs bedreigen vervolgens ook nog ons milieu en onze gezondheid, doordat die overmaat (aan vooral stikstofrijke inputs en bestrijdingsmiddelen) leidt tot een verlies van aeroob bodemleven. Dat resulteert in een terugval in diversiteit van bodemorganismen, in een lagere voedingswaarde van gewassen en op termijn in vermindering van de bodemvruchtbaarheid. Dit kan tijdelijk wel worden verdoezeld door er steeds meer kunstmest (of technologie) tegenaan te gooien, maar onder de streep ondergraaft dit de vitaliteit van de gewassen, de bodemstructuur en dus de productiecapaciteit op langere termijn.
Anders gezegd: het gebruik van te veel stikstof en bestrijdingsmiddelen leidt op den duur tot het afsterven van aeroob bodemleven en tot verval van het bodemecosysteem op zulk een wijze dat de natuurlijke bodemvruchtbaarheid onvermijdelijk gaat teruglopen. Die is namelijk afhankelijk van de conditie van het klei/humuscomplex en herstel daarvan neemt enkele jaren in beslag!
Het verval van het klei/humuscomplex is het 'lek' waar de industriële landbouw al decennia lang op leegloopt. Toch daalt het besef daarvan in Den Haag maar heel langzaam in. Het is de reden waarom de industriële landbouw in het huidige productiemodel zijn kringlopen nooit goed zal kunnen sluiten, aangezien bodemleven en klei/humuscomplex niet kunnen functioneren zonder elkaar. Het veronachtzamen van het klei/humuscomplex (door kunstmest en bestrijdingsmiddelen te gebruiken) heeft dus tot gevolg - dat de ontwikkeling van het bodemleven sterk wordt gehinderd en dat houdt in
- dat een industrieel productiemodel dus geen volwaardig voedsel maar fast food produceert.
Wanneer daarentegen de ontwikkeling van een rijk, divers bodemleven centraal wordt gesteld, wordt op elk stukje grond duurzame landbouw mogelijk en kan zelfs met eenvoudige middelen
Een simpeler oplossing voor het klimaatprobleem bestaat niet, maar het gaat niet samen met het verbranden van biomassa, of die nu nog levend is (vegetatie) of al dood (fossiele bransdtoffen). In beide gevallen wordt de verlaging van het CO2-gehalte in de atmosfeer tegengewerkt door de hogere uitstoot van CO2, nog aangevuld met broeikasgassen als CH4 (methaan) en NOx (stikstofoxiden)! Ook fermentatie in bio-vergisters is te beschouwen als een langzame vorm van verbranding, waarbij dergelijke broeikasgassen vrijkomen. Daarnaast blijft bij het vergistingsproces een substraat over dat soms restafval bevat en dan niet meer met goed fatsoen bruikbaar is voor kringlooplandbouw.
Niet in de brand, maar op het land!
Bovendien zijn alle verterende organische resten die worden afgebroken juist nodig op het land, omdat ze niet gemist kunnen worden bij het voeden van bodemleven en dus in de grootst mogelijke hoeveelheden nodig zijn voor compostering. Dit is de noodzakelijke tussenstap voor het in stand houden van de organische koolstofkringloop en het uitbreiden van de capaciteit van de aardvegetatie voor opslag van CO2. Daar kunnen zoutkoepels en carbon credits niet tegenop!.
|
|
|
Winkelwagen |
0 artikelen | € 0,00 |
|
|
|