Home | Contact | Mijn account | RSS |

Succesvolle NVLV-themadag 'Hoe het staat met de transitie -> kringlooplandbouw'

Op 17 november 2022 beleefden we een afgeladen themadag op boerderij De Groote Voort in Lunteren, bij bio-boer Jan Dirk van de Voort die in tandem met kruidenkundige Hubert Cremer ook bijdroeg aan de presentaties, in de vorm van een stal-excursie waarin de gezondheid van melkkoeien centraal stond. Op deze dag lag de focus bij de condities (vitaal bodemleven) die echte kringlooplandbouw mogelijk maken, om zo daadwerkelijk volwaardig voedsel te kunnen produceren voor gezonde mensen en dieren. En daar gaat het om! Onze sprekers waren:

Meino Smit (klik hier), onderzoeker en biologisch boer te Paterswolde,
Anton Nigten (klik hier), onderzoeker bemesting, voeding en gezondheid te Wageningen en
Jelmer Buijs (klik hier), consultant/onderzoeker bestrijdingsmiddelengebruik te Bennekom

Lees eerst: Echte kringlooplandbouw en het verschil tussen volwaardig voedsel en fast food
De gewassen die met echte kringlooplandbouw worden verbouwd, zijn veel voedzamer en kunnen (doordat ze naast de gangbare macronutriënten weer alle noodzakelijke micronutriënten bevatten), een veel hogere nutriëntendichtheid bereiken dan mogelijk is met kunstmest en drijfmest in de industriële landbouw. Het verschil zit hem in de actieve rol van het bodemleven dat opbloeit, en op die manier planten kan voorzien van voldoende organische voedingsstoffen. Het voedsel dat van die planten wordt gemaakt en dat weer alle noodzakelijke micronutriënten bevat, is volwaardig voedsel. Zonder micronutriënten degenereert volwaardig voedsel echter tot fast food, een soort vulmiddel met een lage dichtheid aan voedingsstoffen essentieel voor de verteringsprocessen. Dit tweederangs voedsel betekent een chronische aanval op ons immuunsysteem, omdat het zorgt voor
  • permanente ontstekingen op een laag niveau,
  • gebreksziekten zoals diabetes,
  • lekke darmen (als gevolg van de alom aanwezige bestrijdingsmiddelen) en
  • aantasting van onze mitochondriën, de energiecentra in de menselijke cel.
Fast food legt dus de menselijke energievoorziening plat. Het betekent het einde van een goede vertering van ons voedsel en veroorzaakt dus obesitas. Allemaal als gevolg van het ontbreken van micronutriënten! De reguliere supermarkten liggen voor 80% vol met fast food. Het mondt uit in allerlei chronische ziekten en uiteindelijk kanker.

Anders gezegd: Van volwaardig voedsel hebben mensen (en dieren) veel minder nodig dan van fast food, om toch dezelfde verzadiging te kunnen ervaren. En dat terwijl hun gezondheid toeneemt en ze niet worden opgezadeld met onbruikbare ballaststoffen en chronische ziektes!

Echte kringlooplandbouw heeft door zijn betere voedselkwaliteit ook minder bodem nodig dan industriële landbouw om toch dezelfde bevolking te voeden, en een stuk gezonder!

In theorie zou er dus, door de transitie naar echte kringlooplandbouw, op het platteland grond kunnen vrijkomen voor extra asfalt, distributiecentra en wonen. Maar dat is te snel door de bocht. Meino Smit zal in zijn presentatie uitleggen dat met die vrijkomende grond juist heel zuinig moet worden omgegaan, omdat we in Nederland eerder meer, dan minder landbouwgrond nodig hebben. Dit heeft te maken met ons grondgebruik in het buitenland, waar biobrandstoffen en veevoer-producten worden verbouwd bestemd voor de intensieve veehouderij in Nederland. Deze landbouw op afstand is energieverkwistend en milieubelastend en neemt een loopje met de (levens)belangen van lokale bevolkingsgroepen. Een goede reden om onze landbouw weer terug te halen naar Nederland voor een lokale, duurzame productie van volwaardig voedsel. Niet bedoeld voor de export, maar voor de eigen bevolking. Het is ook veel beter voor onze lokale voedselzekerheid, die met het veranderende klimaat steeds meer op de tocht komt te staan! Lees hier meer

Voordracht Meino Smit
Meino Smit, die biologisch boert in Paterswolde, trapte af met een inleiding gebaseerd op zijn boek 'Naar een duurzame landbouw in 2040' dat uitkwam in 2022. Daarin geeft hij een geactualiseerde versie van zijn proefschrift uit 2018, over hetzelfde onderwerp. In het kort komt zijn betoog erop neer dat als wij de klimaatdoelen uit het Akkoord van Parijs van 2015 willen halen (dwz. in 2040 een reductie bereiken van 90% van de broeikasgasemissies t.o.v. 1990, en in 2050 van 95%), de uitstoot van CO2 (koolzuurgas), CH4 (methaan) en NOx (stikstofoxiden) zodanig naar beneden moet dat we het gebruik van fossiele brandstoffen beter vandaag al kunnen staken.


Als we daarnaast beseffen
  • dat exploratie+winning van fossiele brandstoffen steeds meer kost en steeds minder opbrengt
  • dat de planeet Aarde qua mijnbouw en industriële ontwikkeling op veel te grote voet leeft,
zullen we moeten overstappen op een duurzame wijze van produceren die de draagkracht van de Aarde niet meer overstijgt, die dus veel minder grondstoffen vraagt en geen (fossiele) energie meer produceert waarbij broeikasgassen de atmosfeer vervuilen. Anders gezegd betekent dit
  • dat we eerst alternatieve productiemiddelen moeten fabriceren uit schaarse grondstoffen
  • en dat we ons energiegebruik vervolgens ook zullen moeten afstemmen op het niveau van energieproductie dat ons door die schaarste wordt opgelegd.
Business as usual voortzetten is dus bij de huidige voetafdruk van ons Nederlandse productiemodel gewoon niet mogelijk.

Het vooruitzicht volledig over te moeten schakelen op een fossielvrije vorm van energie produceren, creëert wel wat paniek in Den Haag. Hoewel de kosten van fossiele energiewinning sinds 2015 alleen maar zijn gestegen, moe(s)ten de Staat der Nederlanden en de grootverbruikers van fossiele energie sindsdien regelmatig gemaand worden door partijen als Urgenda en Johan Vollebroek, om niet achterop te raken met het behalen van de gestelde klimaatdoelen en tijdig op alternatieve energiebronnen over te schakelen.

In één adem noemt Meino dan ook dat de landbouw aan de slag zal moeten met het tomeloze gebruik van fossiele inputs dat in de naoorlogse jaren gewoon is geworden. Hetzelfde geldt overigens ook voor het verkeer, de bouw, scheepvaart etc. Pijnlijk is dat de Nederlandse industriële landbouw helemaal niet zo efficiënt is als grote partijen in de landbouw het graag willen voorstellen. Dat heeft te maken met de indirecte kosten van de landbouw, die vaak in het buitenland worden gemaakt, maar in Nederland worden vergeten als er een berekening van de efficiency (de verhouding van inputs en outputs) moet worden gemaakt. Zo creëren voorstanders van de agro-industriële benadering een veel te flatteus totaalplaatje.

Daarom heeft Meino in zijn onderzoek de inputs en outputs onderling beter vergelijkbaar gemaakt, door ze (vrijwel) allemaal om te rekenen naar energie-eenheden. Dan blijkt hoe weinig de opbrengsten van de landbouw sinds 1950 zijn gestegen (met 17%) in vergelijking met de daarvoor benodigde input-energie, die tot in 2020 met 700% is toegenomen. Zevenhonderd procent! Alle reden dus, te streven naar
  • een rigoreuze besparing van fossiele energie in de landbouw, ook in het Amazonegebied;
  • het sluiten van lokale koolstofkringlopen in Nederland (met schaalverkleining annex biodiversiteitsvergroting) voor een beter verdienmodel op kleinere bedrijven
  • een lagere belasting van de bodem met stikstof en pesticiden, voor veel minder maatschappelijke kosten en het effectief terugdringen van de broeikasgasemissies
  • een hogere voedselkwaliteit die een enorme reductie van onze ziektekosten oplevert
  • voorrang voor het voeden van de eigen bevolking, boven export naar Verwegistan, waar het dumpen van gesubsidieerde Europese landbouwproducten in bulk te vaak de lokale boeren het leven zuur maakt.

Daarmee zijn we aangeland bij het onderwerp van de themadag: de transitie naar echte kringlooplandbouw, waarin een vitaal bodemleven en stabiele humus de hoofdrol spelen en het energieverbruik wordt teruggebracht tot een fractie van de fossiele waarden die we gewend waren. Het belangrijkste dat we daarvoor moeten doen is
  • in Nederland de organische koolstofkringloop behoorlijk sluiten en
  • in het buitenland de indirecte kosten elimineren die daar worden gemaakt ten behoeve van de industriële landbouw in Nederland.
Dat laatste betekent bv. dat we geen veevoeder meer importeren uit Zuid-Amerika.

Als we daarnaast in het oog houden dat de voor echte kringlooplandbouw benodigde energie nu voortaan uit alternatieve bronnen moet komen (de voorwaarde opgelegd door het Akkoord van Parijs), krijgen we een scenario voor kringlooplandbouw in beeld dat op een aantal punten wel wat lijkt op de wijze waarop er in 1950 werd geboerd. Onder andere, dat we tussen 2020 en 2040 terug moeten naar kleinere boerenbedrijven met meer natuur en meer directe arbeid per hectare:
  • kleinere boerenbedrijven (die qua gemiddeld oppervlak van 34,3 ha naar 10,5 ha gaan en qua aantallen van 52.700 naar 172.000 bedrijven). Dat telt op tot een bebouwd oppervlak van 1.806.000 ha in 2040,
  • meer inzet van directe arbeid, opgevoerd tot 1 fte per 3 hectare (wat neerkomt op 474.000 directe fte's extra in 2040 in Nederland)
  • minder indirecte arbeid (die terug moet met 106.000 fte, op 250.000 ha in 2040)
  • directe inputs komen uit Nederland en worden dus niet eerst van ver weg aangevoerd.
Maar daarmee houdt de vergelijking met 1950 dan ook wel ongeveer op, want de stand van de technologie is nu totaal anders en wil ons echt niet terugsturen naar paard en wagen.

Sluit de organische koolstofkringloop in Nederland: dus niet in de brand maar op het land
Bij een inventarisatie van de nutriënten die er nu, na consumptie door de mens wel of niet terugkeren op het land, constateren we dat een belangrijk deel van de kringlopen in de landbouw niet meer gesloten is. De industriële landbouw lost dit op door behalve drijfmest uit de intensieve veehouderij ook kunstmest toe te passen, maar dat verzwakt de gewassen en creëert een vicieuze cirkel van bodemdegradatie en een toenemende vraag naar (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen. Met de productie daarvan zijn enorme hoeveelheden fossiele energie gemoeid die we zo kunnen besparen door die gebroken kringlopen in de landbouw te sluiten. Hoe we dat aanpakken? Door alle geproduceerde organische stof daadwerkelijk op het land terug te brengen (zie hieronder) en de grootste energieverslinders het eerst te elimineren. Kunstmestfabrieken bv, want kunstmest is ongewenst als we het bodemleven willen vitaliseren om de organische koolstofkringloop te kunnen sluiten.

We zullen dus moeten stimuleren dat al die felbegeerde organische reststromen weer volledig (en niet verontreinigd) worden teruggebracht op het land waar ze vandaan kwamen. Nu verdwijnt er nog bijna de helft in het riool, waar de verontreiniging verder toeneemt, met andere reststromen zoals medicijnen en zware metalen. Die maken het zuiveringsslib uit de RWZI's van de waterschappen niet echt geschikt voor terugkeer in de landbouw, en zeker niet in de kringlooplandbouw! Als gevolg daarvan gaat er nu zo'n 60% van het zuiveringsslib naar de verbrandingsoven, omdat het qua samenstelling kwalificeert als chemisch afval. Voor een deel geldt dit ook voor het digestaat uit biovergisters, als daar contaminatie met industriële afvalstromen is opgetreden.

Ervan uitgaande dat
  • er schone, organische compost uit nieuwe sanitatie (compostering van humane mest) beschikbaar komt,
  • alle organische stof die op het land wordt geproduceerd daar dus ook terugkomt om het bodemleven vitaal te kunnen houden,
  • er dus geen energie wordt geproduceerd met bio-brandstoffen gemaakt uit gewassen
  • de huidige bemestingsnormen uit de industriële landbouw nog even blijven gelden, en
  • zonder rekening te houden met een dynamische humusbuffer in de bodem,
heeft Meino voor 2 elementen/nutriënten (stikstof en fosfaat) de volgende procentuele bijdragen afgeleid uit het (gemiddelde) stikstof/fosfaatgehalte in een aantal potentieel beschikbare organische retourstromen, in een eenvoudig kringloopmodel:

Tabel 1 Eenvoudig kringloopmodel met organische retourstromen, incl. nieuwe sanitatie
organische retourstroomstikstoffosfaat
dierlijke mest43%44%
compost6%8%
schone baggerspecie10%13%
nieuwe sanitatie (humane mest gecomposteerd)41%35%
digestaat biovergisters? %? %
Industriële bemestingsnorm per jaar140 kg/ha54 kg/ha

Bijkomend voordeel van directe, integrale inzameling van schoon organisch materiaal is niet alleen dat bestrijdingsmiddelen op de gewassen steeds meer tot het verleden kunnen gaan behoren, maar ook dat we
  • lekverliezen van kunstmest (-> eutrofiëring van onze watersystemen) kunnen voorkomen,
  • het continue verlies aan spoorelementen tot staan kunnen brengen,
  • het bodemleven kunnen vitaliseren (eventueel met wat hulpstoffen om het proces te starten)
  • de organische koolstofkringloop kunnen sluiten, wat nodig is om echte kringlooplandbouw te kunnen bedrijven.
Aan de productiekant levert dat meer rentabiliteit voor boerenbedrijven op en zeker wanneer de producten ook nog eens op de boerderij worden verwerkt en verkocht. Aan de consumptiekant levert echte (organische) kringlooplandbouw volwaardig voedsel en gezonde mensen op! Maar nu komen we op Anton's terrein! Alleen gaan we eerst nog even op excursie, naar de ronde stal voor het vervolg op het verhaal van Hubert Cremer, o.a. over CLA, geconjugeerd linolzuur. Zie filmpje 2 Hubert.....

Voordracht Anton Nigten

Vervolgens nam Anton Nigten: onderzoeker bemesting, voeding en gezondheid het stokje over om ons mee te nemen naar de wereld van de voedselanalyse. Hij legde de vinger op het opmerkelijke verschil in aandacht voor diervoederanalyses, in vergelijking met de analyses van humaan voedsel. Hij bracht ons in herinnering dat de methode waarmee de concentratie van nutriënten wordt gemeten van groot belang is voor de uitkomst van de voedselanalyse. Bij de traditionele, destructieve analysemethode wordt niet gekeken naar de organische verbindingen die feitelijk aanwezig zijn in plant of voedsel, maar wordt het monster eerst gedroogd, gemalen en gegloeid, waarna de as (de overblijvende minerale delen) geheel wordt opgelost in een sterk zuur.

De gevonden gehaltes van de verschillende elementen/zouten in oplossing zeggen dan weinig meer over de oorspronkelijke (organische) verbinding waarin een element feitelijk aanwezig was in het monster. Voor bodemanalyses geldt ongeveer hetzelfde. Daarom zou er niet alleen van elk stadium in de verwerking van plant tot voedsel een analyse beschikbaar moeten zijn, maar ook van een monster van de bodem waarop de plant is gegroeid. Op die manier kan weliswaar een indruk worden verkregen van de mate waarin bepaalde elementen verdwijnen of juist aanwezig blijven in het traject van bodem tot voedsel op ons bord, maar over de opneembaarheid zegt het niet zoveel!

Dat Anton in zijn presentatie (klik op zijn foto) toch van deze destructieve analysemethode gebruik heeft gemaakt, komt omdat de meeste plant- en voedselanalyses op deze wijze werden/zijn verkregen en het dus eigenlijk de enige manier is waarop de meeste analyses onderling vergeleken kunnen worden. Het blijkt dat de kwaliteit van het voer voor melkkoeien in Nederland en daarbuiten veel intensiever en veel uitgebreider wordt gemeten dan de kwaliteit van het humane voedsel. Uit Anton's overzichten blijkt verder dat de verhoudingen (ratio's) die in het voedsel tussen bepaalde elementen worden gevonden soms wel heel ver afwijken van wat nog optimaal zou zijn. Zie tabel 2.

Tabel 2 Kwaliteit van koeienvoer (gras) versus humaan voedsel (groenten)
Ratio’s (verhoudingen tussen elementen)OptimaGrasgegevens (#=1853) van melkveebedrijven in 2014 (DSM) Rood= afwijkendAlle 71 groenten uit de RIVM tabel. NEVO online, 2020
Kalium/Natrium (K/Na)2–5 (max 7) /114,716,8 (spinazie 41,5)
Kalium/Magnesium (K/Mg)2–5 (max 7) /114,716,6
Calcium/Magnesium (Ca/Mg)1–2 /12,33,2
Calcium/Phosphor (Ca/P)1–2 /11,31,3
Mg/(K+Na+Ca+P)0.15–0.25; min. 0.100,050,043
K/(Ca+Mg) in mEq< 2–2.2 /11,91,73
Nitraat (NO3)< 2.1–3.5 gram NO3/kg dr stof2,4? (gem. 1,1 gr NO3 /kg dr. stof, volgens v.d Schee)
Zwavel (S)< 2 á 3 gr/kg ds3,5?
NPN /N totaal (NPN = Niet eiwitgebonden N)max 33% van N totaal46%?
Ammonium N (N in NH4) + Nitraat N (N in NO3vorm)Max 140 gram/dag216 gr/dag?
Kalium (K)max 20 (USA)35,241

Anton bespreekt in zijn voordracht ook 2 benaderingen (paradigma's) waarmee je kunt kijken naar de wijze waarop planten aan hun voeding komen:
  1. Zijn planten autonoom in het plantvoedingsproces (humusparadigma), of
  2. zijn ze het lijdend voorwerp (zoutenparadigma) van het plantvoedingsproces?
Ad 1.
Onder het humusparadigma kunnen planten zelf bepalen welke nutriënten ze opnemen uit de bodem en blijken ze (misschien wel uitsluitend) te gaan voor organische verbindingen, daarbij geholpen door het bodemleven.
Onder het humusparadigma zouden de organische retourstromen ook niet meer zo scherp gedefinieerd kunnen worden als in Tabel 1, omdat die stromen nu worden gemoduleerd/gecontroleerd door een vitaal bodemleven. Dat buffert de organische verbindingen deels in het klei/humuscomplex, terwijl het overige deel direct wordt doorgegeven aan de plant (in ruil voor suikers).
Ad 2.
onder het zoutenparadigma worden planten gedwongen alle kunstmestzouten op te nemen die in het bodemvocht zijn opgelost. Het kost planten een enorme inspanning (energie) om bepaalde zouten zoals nitraten weer te verwijderen uit de sapstroom. Dit verzwakt de plant zodanig dat hij kwetsbaar wordt voor ziekten en plagen en het nodigt uit tot meer pesticidengebruik, naarmate de humusvoorraad verder slinkt door het kannibaliseren van de nog aanwezige spoorelementen.

Parallel aan de discussie over bovenstaande paradigma's werd er ook gedurende tientallen jaren gedebatteerd over de vraag waar planten nu hun stikstof vandaan halen. Anton geeft hiervan in zijn presentatie een uitgebreid overzicht. Al in 1910 waren de laatste inzichten van Jamieson dat alle planten stikstof zowel uit de bodem als uit de lucht kunnen halen m.b.v. de heterocysten in cyanobacteriën. Die zijn in elke plantencel aanwezig. Schanderl concludeerde dat alle planten voor hun assimilatie van luchtstikstof een eerste stikstofbemesting uit de bodem nodig hebben. En zij moeten over de juiste symbionten beschikken: de microben waarmee een specifieke plant samenwerkt om aan organische nutriënten te komen.

Voor stikstofbinding uit de lucht vonden Haber en Bosch in 1909 in de aanloop naar de 1e Wereldoorlog ook een industrieel proces uit waarmee je via ammoniak nitraat kon maken, zodat Duitsland onafhankelijk werd van de import van chilisalpeter uit Chili en in korte tijd een explosieven- en munitie-industrie op poten kon zetten. Na de oorlog werd deze industrietak omgevormd tot kunstmestindustrie. Dat was ook het moment dat deze industrie met veel geld een lobby in de benen hielp die de bestaande kennis over de directe opname van organische stoffen door planten zo snel mogelijk onder het tapijt werkte. Daarmee begon de opmars van het zoutenparadigma, waarbij de kunstmestindustrie garen kon spinnen. In tegenstelling tot de opname van stikstofzouten in anorganische vorm (waar het zoutenparadigma op focust) zijn er tot nu toe vijf manieren ontdekt waarop planten hun stikstof in organische vorm verzamelen m.b.v. bacteriën en schimmels (het humusparadigma).

Tussen 1950 en 1980 vindt er weinig onderzoek over stikstofbinding (assimilatie) plaats. Daarna worden er steeds meer planten ontdekt die met hun symbionten stikstof uit de lucht of uit de bodem kunnen halen. Met name grassen kunnen dat 'regelen' met verschillende inwonende of uitwonende bacteriën. Christine Jones vat het in 2017 als volgt samen:

"Alle groene planten vormen associaties met stikstofbindende bacteriën. Dit verschijnsel beperkt zich niet tot Vlinderbloemigen (...) In goed functionerende, vitale bodems regelen microben 85-90% van de voedselopname door planten, en stikstof is daarop geen uitzondering. Het eerst gevormde product van biologische stikstofbinding, ammoniak, wordt binnen enkele milliseconden omgevormd tot het niet-giftige ammonium (in formule: NH3 + H+ -> NH4+)".

Ten slotte gaat Anton in op het verband tussen voedselsamenstelling en de gezondheid van gewas, dier en mens. Gezondheid begint bij een actief en gezond bodemleven, dat zorgt voor evenwichtige verhoudingen tussen de nutriënten in het gewas. Kunstmestgebruik brengt planten uit hun evenwicht. Hij noemt met name de disbalans tussen kalium versus natrium, calcium versus fosfaat en zeker nitraat: hoge zoutconcentraties van NPK zijn niet bepaald bevorderlijk voor een uitbundig bodemleven! Anton eindigt met enkele conclusies die er niet om liegen:

Tabel 3 Conclusies presentatie Anton Nigten: Vitale planten vereisen een vitale bodem
1. Het voer van onze koeien wordt veel grondiger gemeten dan het voedsel voor mensen
2. Maar met de normen voor het koeienvoer wordt de hand gelicht. Kalium is veel te hoog, evenals het ruw eiwitgehalte. De analyse van NPN (Non-Protein Nitrogen, = Niet-eiwitgebonden stikstof) is niet compleet en wordt niet meegeteld. Ook aan de kwaliteit van zwavel en fosfor wordt geen aandacht besteed (organisch versus anorganisch). Magnesium en natrium zijn te laag;
3. De Nederlandse aardappelen – gangbaar en biologisch – en de Nederlandse groenten zijn niet in balans. Ze bevatten veel te veel kalium, en te weinig natrium en magnesium. En schadelijke verbindingen zoals NPN en NPS (= Non-Protein Sulfur) worden überhaupt niet gemeten. Dat geldt ook voor de residuen van landbouwgif;
4. De groenten in Zuid West Nigeria zijn veel beter in balans.
5. Zeemineralen en gesteentemeel kunnen het bodemleven helpen om de balans tussen beschikbaar komende elementen in de bodem te herstellen. Evenals wormencompost. En aarde in de mest.
6. Fosfaten zijn niet alleen een probleem voor de natuur (algengroei), maar ook voor de mensen. We krijgen veel te veel fosfaten binnen. En dat veroorzaakt zeer grote gezondheidsschade.
7. Net als bij stikstof moet ook voor fosfaat gemeten worden in welke vorm we het binnen krijgen en hoeveel we ervan binnen krijgen. Idem voor zwavel.
En last but not least: vergeet niet de presentatie en de bijlagen te bestuderen!

Voordracht Jelmer Buijs

De derde spreker
, Jelmer Buijs, consultant en onderzoeker bestrijdingsmiddelengebruik maakte nadrukkelijk onderscheid tussen gewenste en ongewenste kringlopen. Onder de ongewenste kringlopen zitten veel kringlopen van stoffen die door betrokken concerns werden gepresenteerd als economisch aantrekkelijke 'innovaties', maar waarvan de uitwerking op het milieu nog totaal onbekend was bij hun introductie. Eén van de gevolgen daarvan is geweest dat de erfenis van (bestrijdings)middelen die zich in de bodem bevindt veel meer stoffen omvat die ook veel persistenter zijn (moeilijker te verwijderen) dan de meesten onder ons denken. En het geldt dus ook voor veel biologische bedrijven, waar sommige stoffen zelfs na tientallen jaren (DDT!) nog steeds in de bodem worden aangetoond!

Een ander aspect van 'innovatieve stoffen' is dat niemand in de regel verantwoordelijk wil zijn voor de maatschappelijke gevolgen van nieuw geïntroduceerde stoffen die achteraf schadelijk blijken, en zeker niet degenen die commerciële belangen hebben. Vaak werken 'innovaties' daardoor als ongeleide projectielen, omdat er geen holistische visie op landbouw bestaat waarin maatschappelijke belangen worden meegewogen om de commerciële belangen hun plaats te wijzen.

Voorbeelden van ongewenste, door mensen geïntroduceerde kringlopen staan in Tabel 4:

Tabel 4 Ongewenste kringlopen en hun schadelijkheid voor de mens
Ongewenste kringloopSchadelijkheid
1. Asbest dakbedekking op agrarische gebouwenLongkanker, buikvlieskanker
2. Plastic verpakking van kuilvoer, microplastics van autobandenEffecten van macro, micro en nanoplastics zijn nog onbekend
3. Diergeneesmiddelen (anti-parasitaire middelen, antibiotica etc)Diverse bijwerkingen, vernietiging entomofauna (Butox pour-on, Madendood), vermindering grasgroei (ivermectines oa), vorming resistente ziekteverwekkers door permanente blootstelling
4. Lood van dakbedekking (loodflappen)Aantasting hormonaal- en immuunsysteem kinderen, verminderd leervermogen, vertraging groei, leukemie, etc
5. Emissies van vuilverbrandingsinstallatiesCocktails in rookgassen kunnen heel veel ziekten oproepen
6. Bestrijdingsmiddelen (gebruikt door industrie, huishoudens en landbouw)Bestrijdingsmiddelen kunnen een wijde range van ziekten initiëren, stimuleren, oproepen of veroorzaken zoals de ziekte van Parkinson, hartritmestoornissen

Daar bovenop komt nog een stikstofprobleem: door te veel stikstof kunnen levende organismen zich met moeite handhaven in/op de mest van vooral de intensieve veehouderijbedrijven, zeker als er sprake is van opslag in zuurstofarme mestputten. Dat betekent meer stikstofverliezen in de stal en tijdens het uitrijden, omdat
  • de zuurstofarme mest slechter afbreekt tot peptiden (slechter composteert),
  • de capaciteit van bacteriën om nieuw eiwit te vormen dus sterk vermindert,
  • de mest dus langer blijft liggen voor verrotting en mineralisatie en
  • de hoeveelheid niet-eiwitgebonden stikstof (NPN) dus sterk toeneemt.
De NPN is veelal aanwezig in de vorm van zouten, gedraagt zich dus als kunstmest en is goed oplosbaar in het bodemvocht. NPN is daardoor heel gevoelig voor uitspoelen naar het grondwater (als nitraat, NO3), of voor vervliegen naar de atmosfeer (als ammoniak, NH3).

Welke MRL-normen bestaan er voor de maximum concentraties van toegelaten stoffen?
  1. Voor humane voeding bestaan er normen voor de toegelaten maximum concentraties van bestrijdingsmiddelen (MRL = Maximum Residual Level of Maximale Residu Limiet). In de EU variëren ze van 10 microgram per kg product tot wel 400 milligram per kg. Ze gelden per werkzame stof van het bestrijdingsmiddel en per product, het maakt niet uit hoeveel verschillende bestrijdingsmiddelen er in het product zitten. De normen zijn vaak hoger voor die gewassen waarop een middel daadwerkelijk wordt toegepast (glyfosaat op boekweit 0,1 mg, op tarwe 10 mg en op gerst 20 mg per kg). Schadelijke effecten op proefdieren worden alleen onderzocht per actieve stof, in afwezigheid van alle adjuvanten (hulpstoffen) die normaal aan een middel worden toegevoegd om de beoogde werking te bereiken.
  2. Voor de veehouderij bestaan normen, maar dan alleen voor onbewerkte producten, zoals melk, eieren en vlees.
  3. Voor veevoer zijn er geen MRL-normen, behalve dan voor grondstoffen die ook voor menselijke voeding worden gebruikt (zoals gerst of soya bv.).
  4. Voor bodem zijn er geen regels, behalve voor enkele stoffen, zoals lindaan, DDT, fipronil en PFAS
  5. Voor water bestaan heel veel normen (o.a. JG-MKN en MAC-MKN, drinkwaternorm en de toelatingsnorm van Ctgb) (Commissie toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
  6. Voor lucht zijn geen regels, alleen verwachtingen op grond van modelberekeningen van Ctgb
  7. Voor belasting van natuurgebieden zijn ook geen regels. Voor stikstofdepositie worden verwachtingen gebruikt, volgens modellen zoals onder 6.

Foute uitgangspunten voor vaststelling van MRL-normen (Maximum Residual Limits)
Een aantal zaken klopt niet aan de uitgangspunten die zijn gebruikt voor de vaststelling van normen voor de MRL (Maximum Residual Limits):
  • Er wordt vanuit gegaan dat er voor elke stof een veilig blootstellingsniveau bestaat (ADI - Acceptable Daily Intake, of acceptabele dagelijkse inname),
  • maar de aanwezigheid van cocktails wordt genegeerd, dus het totale effect blijft onbesproken.
  • als uitgangspunt voor het maximum gehalte van een stof in groente, fruit en granen geldt het niveau van de toepassing op het veld (gram per hectare van de stof) en niet het effect op de gezondheid of de ecologie
  • Deze normen worden vastgesteld op basis van testen door de producenten van de middelen, dus de slager keurt zijn eigen vlees
  • Deze testen worden uitgevoerd met de werkzame stof als enige variabele. Geen hulpstoffen erbij.
  • MRL-normen worden ook beïnvloed door lobbying van producenten

Dosis-effectrelaties
  • Alle testen die worden gedaan, voorafgaand aan toelating van stoffen, zijn voornamelijk gericht op acute effecten op gezondheid en overleving van proefdieren, zoals muizen, ratten, insecten en mijten. De LD50 is de concentratie waarbij 50% van de proefdieren dood gaat.
  • Het merendeel van de gedetailleerde testresultaten is alleen toegankelijk voor medewerkers van de Ctgb en voor de producent
  • Voor zover aanwezig zijn samenvattingen (eindpunten) van de testresultaten van goedgekeurde bestrijdingsmiddelen publiek toegankelijk (database Ctgb-toelatingen)
  • Er zijn zeer veel publicaties die verbanden hebben aangetoond van zeer veel bestrijdingsmiddelen op ontwikkeling van kinderen, zenuwcellen ontwikkeling, voorkomen van ADHD, Parkinson etc.
  • Op dit moment doet een onderzoeksgroep van Bianca Brundel (AMC) onderzoek naar hartritmestoornissen bij mensen. Proefdieren (fruitvliegjes) laten dit verschijnsel al zien vanaf 10 microgram a.i. per liter, maar in de meeste voedingsmiddelen mogen wettelijk 10-100 maal hogere concentraties voorkomen (volgens de MRL normen)

Accumulatie van stoffen versus accumulerende effecten
  1. Stoffen kunnen zelf ophopen in levende organismen (DDT, fipronil, permethrin, endosulfan, kwik), maar ook in de bodem (PFAS) of in het (grond)water
  2. Zelfs als stoffen zich niet ophopen, kan de schade die ze veroorzaken zich wel stapelen (al of niet bij voortgaande blootstelling). Te noemen zijn hormoonverstorende stoffen, genotoxische stoffen, zenuw-gifstoffen en andere stoffen met onomkeerbare receptorbinding, zoals het bijengif imidacloprid (een neonicotinoïde).
  3. Een grote groep van stoffen blijft tientallen jaren in het milieu; is slecht of niet afbreekbaar- zoals AMPA, imidacloprid, propoxur, prosulfocarb en heel veel andere middelen. De blootstelling is dus permanent

Cocktails
  • Pas zeer recent begint de gedachte door te dringen dat separaat beoordelen van allerlei middelen niet realistisch is als ze in werkelijkheid in cocktails voorkomen. In 90% van de monsters genomen van vegetatie, bodem, mest en lucht vinden we unieke combinaties van bestrijdingsmiddelen. Dat maakt een toxicologische interpretatie zeer gecompliceerd.
  • In testen van het AMC gaven alle afzonderlijke testen van bestrijdingsmiddelen op Drosophila fruitvliegjes al een toename van hartritmestoornissen te zien bij een concentratie van 10 microgram per liter. Het AMC gaat nu ook het effect van cocktails onderzoeken

Conclusies en aanbevelingen
  1. Koop zelf de ingrediënten voor uw veevoer, en alleen van vertrouwde producenten
  2. Dus liever geen mengvoer gebruiken (ook niet biologisch), tenzij je het zelf hebt betrokken en gemengd van een vertrouwde producent, of als de samenstelling is gemeten
  3. Gebruik geen gangbaar stro maar biologisch, of gebruik een ander strooisel dat u bij voorkeur zelf laat analyseren
  4. Geen anti-parasitaire middelen gebruiken voor vee, en zeker geen chemische (zie Hubert Cremer)
  5. Voor stallen en gebouwen geen synthetische ontsmettingsmiddelen gebruiken (maar soda, of stoom..)
  6. Geen vee drenken met slootwater, maar met kraanwater, waarin van elk bestrijdingsmiddel maximaal 0,1 microgram/liter zit (en voor het totaal max 0,5 microgram)
  7. Nooit bagger gebruiken uit sloten, en specie gebaggerd tijdens schouw altijd afvoeren
  8. Grote voorzichtigheid betrachten met houtverduurzamingsmiddelen

Naschrift van Jelmer Buijs dd.12 april 2023
De voortekenen voor een fundamentele verandering van het beleid rond biologische landbouw zijn niet gunstig. De huidige reacties in Den Haag kunnen we vaak samenvatten met: dweilen met de kraan open en de werkelijkheid niet onder ogen willen zien. Wie laat wie nu uit?

Zelfs Frans Timmermans in Brussel blijkt niet bij machte om samen met Diederik Samson de vele onjuiste en zeer schadelijke regels in de biologische landbouw te veranderen:
  1. we mogen geen lagere maximum residu limiet (MRL) toepassen voor de verschillende biologische landbouwproducten, omdat de EU dat juridisch dichtgetimmerd heeft;
  2. in biologisch krachtvoer zit een behoorlijk aandeel zwendel, waartegen binnen de huidige regels niet is op te treden;
  3. het gebruik van gangbaar stro blijft in de bio en bd-landbouw toegestaan (volgens mij 70%);
  4. gebruik van 100% extensieve veeteeltmest blijft toegestaan voor de EU bio-certificering;
  5. het gebruik van diverse insecticiden tegen parasieten op vee blijft toegestaan in bd en bio;
  6. het gebruik van insecticiden in vrachtauto's, schepen, silo's en wagons t.b.v. transport van biologische producten blijft wel toegestaan, maar SKAL-inspectie ter plaatse dan weer niet.
Door al die zaken vonden wij dat het gifgehalte in biologische mest gemiddeld niet afweek van gangbare mest!

Er zijn in het biologisch domein zowel bedrijven die uitzonderlijk schoon zijn, als uitzonderlijk vervuild. Die verschillen middelen tegen elkaar weg. De consequentie van dit geheel is dat
  • de vogelstand op biobedrijven gemiddeld ook slecht is, maar dat enkele bedrijven waar de vogelstand wel goed is, meestal biologisch zijn;
  • de entomofauna (insectenpopulaties) op veel biobedrijven waarschijnlijk ook slecht is (wij hebben alleen naar mestkevers gekeken);
  • wij, gezien het voorgaande, geen optimistische gevoelens koesteren over de vitaliteit van het bodemleven op het gemiddelde bio-bedrijf;
  • steeds meer mensen per jaar kanker krijgen (momenteel 120.000 gevallen in NL) en dat daar steeds meer geld aan verdiend wordt (50-150.000 euro per patient);
  • diabetes, Parkinson etc. toeneemt. De lobby die dat verdienmodel wil voortzetten wordt dus ook steeds sterker.

De omzet van de medische behandelindustrie rond chronische ziekten is veel hoger dan die van de gehele biologische landbouw bij elkaar (€1,6 miljard).
De omzet van bestrijdingsmiddelen ken ik niet. Ik verwacht veel lager dan de door hen veroorzaakte ziekten en schade. Ook die gifproductie is in feite een marginale business in vergelijking met de gigantische schade die ze veroorzaken, maar hun lobby heeft zich genesteld in het hele overheidsapparaat in NL en de EU.

Het lijkt wel of we allemaal verlamd zijn door alle mogelijke vreemde afwegingen, waardoor we de biologische landbouw niet overeind kunnen houden. De voedselverwerkende bedrijven, ideologisch begonnen in het biosegment, komen al snel in handen van Wessanen, Cargill of Unilever en daarmee is iedere oprechte bedoeling begraven. Deze grote concerns maximaliseren de marges en daarmee wordt bio onbereikbaar voor gezinnen met kinderen.
Winkelwagen
0 artikelen | € 0,00
»
Zoeken
»
Mijn account
»
Filter Welkom Vereniging Missie en doelstellingen Lidmaatschap Bestuur Privacyverklaring Wie Wat Waar Agenda en Nieuws Archief 2022 Archief 2021 Archief 2020 Archief 2019 Archief 2018 Archief 2017 Archief 2016 Archief 2015 Archief 2014 Archief 2013 Archief 2012 Onderwerpen Gezonde bodems Bemesting? Bodemleven Glyfosaat Vitaal water Vitale gewassen, voeding en gezondheid Kringlopen in land-en tuinbouw Boer-Burger en Ecoregio's Dierenwelzijn Nieuwe wetenschap en spiritualiteit Koolstofproblematiek Energievoorziening Biodiversiteit Gentechgewassen HR-gewassen Bt-gewassen Activiteiten Themadagen Eerdere themadagen Workshops en Symposia VoedselAnders-conferentie 2014 Symposium met Cordaid "Welke kennis delen wij?" 28 mei 2013 Lezingen Don Huber oktober 2011 Conferentie Acres USA december 2010 Ledenvergaderingen Nieuwsbulletin Publicaties NVLV Heel de Wereld Levenskracht uit de oceaan Bodemgezondheid QA Jaarboek 2012 Projecten Gezondheid Fast food Een glijdende schaal Detox Uitdagingen Sponsoring