Home | Contact | Mijn account | RSS | ![]() |
|
Succesvolle NVLV-themadag 'Hoe het staat met de transitie -> kringlooplandbouw'Op 17 november 2022 beleefden we een afgeladen themadag op boerderij De Groote Voort in Lunteren, bij bio-boer Jan Dirk van de Voort die in tandem met kruidenkundige Hubert Cremer ook bijdroeg aan de presentaties, in de vorm van een stal-excursie waarin de gezondheid van melkkoeien centraal stond. Op deze dag lag de focus bij de condities (vitaal bodemleven) die echte kringlooplandbouw mogelijk maken, om zo daadwerkelijk volwaardig voedsel te kunnen produceren voor gezonde mensen en dieren. Onze sprekers waren:
Anton Nigten (klik hier), onderzoeker bemesting, voeding en gezondheid te Wageningen en Jelmer Buijs (klik hier), consultant/onderzoeker bestrijdingsmiddelengebruik te Bennekom Lees eerst: Echte kringlooplandbouw en het verschil tussen fast food en volwaardig voedsel
Voordracht Meino Smit Meino Smit, die biologisch boert in Paterswolde, trapte af met een inleiding gebaseerd op zijn boek 'Naar een duurzame landbouw in 2040' dat uitkwam in 2022. Daarin geeft hij een geactualiseerde versie van zijn proefschrift uit 2018, over hetzelfde onderwerp. In het kort komt zijn betoog erop neer dat als wij de klimaatdoelen uit het Akkoord van Parijs van 2015 willen halen (dwz. in 2040 een reductie bereiken van 90% van de broeikasgasemissies t.o.v. 1990, en in 2050 van 95%), de uitstoot van CO2 (koolzuurgas), CH4 (methaan) en NOx (stikstofoxiden) zodanig naar beneden moet dat we het gebruik van fossiele brandstoffen beter vandaag al kunnen staken. Als we daarnaast de energievoorziening op een duurzame wijze willen voortzetten, betekent dit ook dat we
Volledig overschakelen op een fossielvrije vorm van energie produceren, zou dus bij het huidige niveau van energieverbruik überhaupt niet mogelijk zijn en daar worden sommige mensen in Den Haag wel een beetje zenuwachtig van. Hoewel de kosten van fossiele energiewinning sinds 2015 alleen maar zijn gestegen, moe(s)ten de Staat der Nederlanden en de grootverbruikers van fossiele energie sindsdien regelmatig gemaand worden door partijen als Urgenda en Johan Vollebroek, om niet achterop te raken met het behalen van de gestelde klimaatdoelen en tijdig op alternatieve energiebronnen over te schakelen. In één adem noemt Meino dan ook dat de landbouw aan de slag zal moeten met het tomeloze gebruik van fossiele inputs dat in de naoorlogse jaren gewoon is geworden. Hetzelfde geldt overigens ook voor het verkeer, de bouw, scheepvaart etc. Pijnlijk is dat de Nederlandse industriële landbouw helemaal niet zo efficiënt is als grote partijen in de landbouw het nog wel eens willen voorstellen. Dat heeft te maken met de indirecte kosten van de landbouw, die vaak in het buitenland optreden, maar in Nederland liever worden vergeten als er een berekening van de efficiency moet worden gemaakt. Zo creëren voorstanders van de agro-industriële benadering een veel te flatteus totaalplaatje. Daarom heeft Meino in zijn onderzoek de inputs en outputs onderling beter vergelijkbaar gemaakt, door ze (vrijwel) allemaal om te rekenen naar energie-eenheden. Dan blijkt hoe weinig de opbrengsten van de landbouw sinds 1950 zijn gestegen (met 17%) in vergelijking met de daarvoor benodigde input-energie, die tot in 2020 met 700% is toegenomen. Zevenhonderd procent! Alle reden dus, te streven naar
Daarmee zijn we aangeland bij het onderwerp van de themadag: de transitie naar echte kringlooplandbouw, waarin een vitaal bodemleven en stabiele humus de hoofdrol spelen en het energieverbruik wordt teruggebracht tot een fractie van de fossiele waarden die we gewend waren. Het belangrijkste dat we daarvoor moeten doen is in Nederland de kringlopen behoorlijk sluiten en in het buitenland de indirecte kosten elimineren die daar ten behoeve van onze industriële landbouw worden gemaakt. Dat laatste betekent bv. dat we geen veevoeder meer importeren uit Zuid-Amerika. Als we daarnaast in het oog houden dat de voor echte kringlooplandbouw benodigde energie nu voortaan uit alternatieve bronnen moet komen (de voorwaarde opgelegd door het Akkoord van Parijs), krijgen we een scenario voor kringlooplandbouw in beeld dat op een aantal punten wel wat lijkt op de wijze waarop er in 1950 werd geboerd. Onder andere, dat we tussen 2020 en 2040 terug moeten naar kleinere boerenbedrijven met meer natuur en meer directe arbeid per hectare:
Sluit de organische koolstofkringloop in Nederland: dus niet in de brand maar op het land Bij een inventarisatie van de nutriënten die er nu, na consumptie door de mens wel of niet terugkeren op het land, constateren we dat een belangrijk deel van de kringlopen in de landbouw niet meer gesloten is. De industriële landbouw lost dit op door behalve drijfmest uit de intensieve veehouderij ook kunstmest toe te passen, maar dat verzwakt de gewassen en creëert een vicieuze cirkel van bodemdegradatie en een toenemende vraag naar (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen. Met de productie daarvan zijn enorme hoeveelheden fossiele energie gemoeid die we zo kunnen besparen door eerst eens die gebroken kringlopen te sluiten. Hoe we dat aanpakken? Door alle geproduceerde organische stof daadwerkelijk op het land terug te brengen (zie hieronder) en de grootste energieverslinders het eerst te elimineren. Kunstmestfabrieken bv, want kunstmest is ongewenst als we het bodemleven willen vitaliseren om de organische koolstofkringloop te kunnen sluiten. We zullen dus moeten stimuleren dat al die felbegeerde organische reststromen weer volledig en niet verontreinigd worden teruggebracht op het land waar ze vandaan kwamen. Nu verdwijnt er nog bijna de helft in het riool, waar toenemende verontreiniging plaatsvindt, met andere reststromen zoals medicijnen en zware metalen. Die maken het zuiveringsslib uit de RWZI's van de waterschappen niet echt geschikt voor terugkeer in de landbouw, en zeker niet in de kringlooplandbouw! Als gevolg daarvan gaat er nu zo'n 60% van het zuiveringsslib naar de verbrandingsoven, omdat het qua samenstelling kwalificeert als chemisch afval. Voor een deel geldt dit ook voor het digestaat uit biovergisters, als daar contaminatie met industriële afvalstromen is opgetreden. Ervan uitgaande dat
Tabel 1 Eenvoudig kringloopmodel met organische retourstromen, incl. nieuwe sanitatie
Bijkomend voordeel van directe, integrale inzameling van schoon organisch materiaal is niet alleen dat bestrijdingsmiddelen op de gewassen steeds meer tot het verleden kunnen gaan behoren, maar ook dat we
Voordracht Anton Nigten ![]() Vervolgens nam Anton Nigten: onderzoeker bemesting, voeding en gezondheid het stokje over om ons mee te nemen naar de wereld van de voedselanalyse. Hij legde de vinger op het opmerkelijke verschil in aandacht voor diervoederanalyses, in vergelijking met de analyses van humaan voedsel. Hij bracht ons in herinnering dat de methode waarmee de concentratie van nutriënten wordt gemeten van groot belang is voor de uitkomst van de voedselanalyse. Bij de traditionele, destructieve analysemethode wordt niet gekeken naar de organische verbindingen die feitelijk aanwezig zijn in plant of voedsel, maar wordt het monster eerst gegloeid, waarna de as (de overblijvende minerale delen) geheel wordt opgelost in een sterk zuur. De gevonden gehaltes van de verschillende elementen/zouten in oplossing zeggen dan weinig meer over de oorspronkelijke (organische) verbinding waarin zo'n element feitelijk in het monster aanwezig is geweest. Voor bodemanalyses geldt ongeveer hetzelfde. Daarom zou er niet alleen van elk stadium in de verwerking van plant tot voedsel een analyse beschikbaar moeten zijn, maar ook van een monster van de bodem waarop de plant is gegroeid. Op die manier kan weliswaar een indruk worden verkregen van de mate waarin bepaalde elementen verdwijnen of juist aanwezig blijven in het traject van bodem tot voedsel op ons bord, maar over de opneembaarheid zegt het niet zoveel! Dat Anton in zijn presentatie (klik op zijn foto) toch van deze destructieve analysemethode gebruik heeft gemaakt, komt omdat de meeste plant- en voedselanalyses op deze wijze werden/zijn verkregen en het dus eigenlijk de enige manier is waarop de meeste analyses onderling vergeleken kunnen worden. Het blijkt dat de kwaliteit van het voer voor melkkoeien in Nederland en daarbuiten veel intensiever en veel uitgebreider wordt gemeten dan de kwaliteit van het humane voedsel. Uit Anton's overzichten blijkt verder dat de verhoudingen (ratio's) die in het voedsel tussen bepaalde elementen worden gevonden soms wel heel ver afwijken van wat nog optimaal zou zijn. Zie tabel 2. Tabel 2 Kwaliteit van koeienvoer (gras) versus humaan voedsel (groenten)
Anton bespreekt in zijn voordracht ook 2 benaderingen (paradigma's) waarmee je kunt kijken naar de wijze waarop planten aan hun voeding komen:
Onder het humusparadigma kunnen planten zelf bepalen welke nutriënten ze opnemen uit de bodem en blijken ze (misschien wel uitsluitend) te gaan voor organische verbindingen, daarbij geholpen door het bodemleven. Onder het humusparadigma zouden de organische retourstromen ook niet meer zo scherp gedefinieerd kunnen worden als in Tabel 1, omdat die stromen nu worden gemoduleerd/gecontroleerd door een vitaal bodemleven. Dat buffert de organische verbindingen deels in het klei/humuscomplex, terwijl het overige deel direct wordt doorgegeven aan de plant (in ruil voor suikers). Ad 2. onder het zoutenparadigma worden planten gedwongen alle kunstmestzouten op te nemen die in het bodemvocht zijn opgelost. Het kost planten een enorme inspanning (energie) om bepaalde zouten zoals nitraten weer te verwijderen uit de sapstroom. Dit verzwakt de plant zodanig dat hij kwetsbaar wordt voor ziekten en plagen en het nodigt uit tot meer pesticidengebruik, naarmate de humusvoorraad verder slinkt door het kannibaliseren van de nog aanwezige spoorelementen. Parallel aan de discussie over bovenstaande paradigma's werd er ook gedurende tientallen jaren gedebatteerd over de vraag waar planten nu hun stikstof vandaan halen. Anton geeft hiervan in zijn presentatie een uitgebreid overzicht. Al in 1910 waren de laatste inzichten van Jamieson dat alle planten stikstof zowel uit de bodem als uit de lucht kunnen halen m.b.v. de heterocysten in cyanobacteriën. Die zijn in elke plantencel aanwezig. Schanderl concludeerde dat alle planten voor hun assimilatie van luchtstikstof een eerste stikstofbemesting uit de bodem nodig hebben. En zij moeten over de juiste symbionten beschikken: de microben waarmee een specifieke plant samenwerkt om aan organische nutriënten te komen. Voor stikstofbinding uit de lucht vonden Haber en Bosch in 1909 in de aanloop naar de 1e Wereldoorlog ook een industrieel proces uit waarmee je via ammoniak nitraat kon maken, zodat Duitsland onafhankelijk werd van de import van chilisalpeter uit Chili en in korte tijd een explosieven- en munitie-industrie op poten kon zetten. Na de oorlog werd deze industrietak omgevormd tot kunstmestindustrie. Dat was ook het moment dat deze industrie met veel geld een lobby in de benen hielp die de bestaande kennis over de directe opname van organische stoffen door planten zo snel mogelijk onder het tapijt werkte. Daarmee begon de opmars van het zoutenparadigma, waarbij de kunstmestindustrie garen kon spinnen. In tegenstelling tot de opname van stikstofzouten in anorganische vorm (waar het zoutenparadigma op focust) zijn er tot nu toe vijf manieren ontdekt waarop planten hun stikstof in organische vorm verzamelen m.b.v. bacteriën en schimmels (het humusparadigma). Tussen 1950 en 1980 vindt er weinig onderzoek over stikstofbinding (assimilatie) plaats. Daarna worden er steeds meer planten ontdekt die met hun symbionten stikstof uit de lucht of uit de bodem kunnen halen. Met name grassen kunnen dat 'regelen' met verschillende inwonende of uitwonende bacteriën. Christine Jones vat het in 2017 als volgt samen: "Alle groene planten vormen associaties met stikstofbindende bacteriën. Dit verschijnsel beperkt zich niet tot Vlinderbloemigen (...) In goed functionerende, vitale bodems regelen microben 85-90% van de voedselopname door planten, en stikstof is daarop geen uitzondering. Het eerst gevormde product van biologische stikstofbinding, ammoniak, wordt binnen enkele milliseconden omgevormd tot het niet-giftige ammonium (in formule: NH3 + H+ -> NH4+)". Ten slotte gaat Anton in op het verband tussen voedselsamenstelling en de gezondheid van gewas, dier en mens. Gezondheid begint bij een actief en gezond bodemleven, dat zorgt voor evenwichtige verhoudingen tussen de nutriënten in het gewas. Kunstmestgebruik brengt planten uit hun evenwicht. Hij noemt met name de disbalans tussen kalium versus natrium, calcium versus fosfaat en zeker nitraat: hoge zoutconcentraties van NPK zijn niet bepaald bevorderlijk voor een uitbundig bodemleven! Anton eindigt met enkele conclusies die er niet om liegen: Tabel 3 Conclusies presentatie Anton Nigten: Vitale planten vereisen een vitale bodem
Voordracht Jelmer Buijs ![]() De derde spreker, Jelmer Buijs, consultant en onderzoeker bestrijdingsmiddelengebruik maakte nadrukkelijk onderscheid tussen gewenste en ongewenste kringlopen. Onder de ongewenste kringlopen zitten veel kringlopen van stoffen die door betrokken concerns werden gepresenteerd als economisch aantrekkelijke 'innovaties', maar waarvan de uitwerking op het milieu nog totaal onbekend was bij hun introductie. Eén van de gevolgen daarvan is geweest dat de erfenis van (bestrijdings)middelen die zich in de bodem bevindt veel meer stoffen omvat die ook veel persistenter zijn (moeilijker te verwijderen) dan de meesten onder ons denken. En het geldt dus ook voor veel biologische bedrijven, waar sommige stoffen zelfs na tientallen jaren (DDT!) nog steeds in de bodem worden aangetoond! Een ander aspect van 'innovatieve stoffen' is dat niemand in de regel verantwoordelijk wil zijn voor de maatschappelijke gevolgen van nieuw geïntroduceerde stoffen die achteraf schadelijk blijken, en zeker niet degenen die commerciële belangen hebben. Vaak werken 'innovaties' daardoor als ongeleide projectielen, omdat er geen holistische visie op landbouw bestaat waarin maatschappelijke belangen worden meegewogen om de commerciële belangen hun plaats te wijzen. Voorbeelden van ongewenste, door mensen geïntroduceerde kringlopen staan in Tabel 4: Tabel 4 Ongewenste kringlopen en hun schadelijkheid voor de mens
Daar bovenop komt nog een stikstofprobleem: door te veel stikstof kunnen levende organismen zich met moeite handhaven in de mest van vooral de intensieve veehouderijbedrijven. Dat betekent meer stikstofverliezen in de stal en tijdens het uitrijden, omdat
Welke MRL-normen bestaan er voor de maximum concentraties van toegelaten stoffen?
Foute uitgangspunten voor vaststelling van MRL-normen (Maximum Residual Limits) Een aantal zaken klopt niet aan de uitgangspunten die zijn gebruikt voor de vaststelling van normen voor de MRL (Maximum Residual Limits):
Dosis-effectrelaties
Accumulatie van stoffen versus accumulerende effecten
Cocktails
Conclusies en aanbevelingen
![]() Naschrift van Jelmer Buijs dd.12 april 2023 De voortekenen voor een fundamentele verandering van het beleid rond biologische landbouw zijn niet gunstig. De huidige reacties in Den Haag kunnen we vaak samenvatten met: dweilen met de kraan open en de werkelijkheid niet onder ogen willen zien. Wie laat wie nu uit? Zelfs Frans Timmermans in Brussel blijkt niet bij machte om samen met Diederik Samson de vele onjuiste en zeer schadelijke regels in de biologische landbouw te veranderen:
Er zijn in het biologisch domein zowel bedrijven die uitzonderlijk schoon zijn, als uitzonderlijk vervuild. Die verschillen middelen tegen elkaar weg. De consequentie van dit geheel is dat
De omzet van de medische behandelindustrie rond chronische ziekten is veel hoger dan die van de gehele biologische landbouw bij elkaar (€1,6 miljard). De omzet van bestrijdingsmiddelen ken ik niet. Ik verwacht veel lager dan de door hen veroorzaakte ziekten en schade. Ook die gifproductie is in feite een marginale business in vergelijking met de gigantische schade die ze veroorzaken, maar hun lobby heeft zich genesteld in het hele overheidsapparaat in NL en de EU. Het lijkt wel of we allemaal verlamd zijn door alle mogelijke vreemde afwegingen, waardoor we de biologische landbouw niet overeind kunnen houden. De voedselverwerkende bedrijven, ideologisch begonnen in het biosegment, komen al snel in handen van Wessanen, Cargill of Unilever en daarmee is iedere oprechte bedoeling begraven. Deze grote concerns maximaliseren de marges en daarmee wordt bio onbereikbaar voor gezinnen met kinderen. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|